in het latijn bepaalt de vorm waarin de woorden geschreven zijn of het een onderwerp, naamwoordelijk deel van het gezegde, etc. is. Dus moet je die vormen uit je hoofd leren. hieronder zal ik de basis woorden neerzetten waarmee je dit kunt leren. Die woorden zijn: fēmina (vrouw), servus (slaaf), dōnum (cadeau), rēx (koning) en nōmen (naam). Ze zijn ingedeeld in groepen zodat er een soort logica ontstaat. Femina= groep 1 (v) Servus= groep 2a (m) Dōnum= groep 2b (o) Rēx= groep 3a (m/v) Nōmen= groep 3b (o). Het is naast het leren van deze vervoegingen ook belangrijk dat je snapt wanneer je wat gebruikt. je hebt 5 basis vervoegingen in het eerste half jaar van klas 1. Dat zijn de: nominativus, genetivus, dativus, accusativus en ablativus. Onder het schema staat een uitleg wanneer je welke vorm gebruikt.
vervoegingen
vormen | ev | mv |
---|---|---|
nom | fēmina | fēminae |
gen | fēminae | fēminārum |
dat | fēminae | fēminīs |
acc | fēminam | fēminās |
abl | fēminā | fēminīs |
nom | servus | servi |
gen | servī | servōrum |
dat | servō | servīs |
acc | servum | servōs |
abl | servō | servīs |
nom | dōnum | dōna |
gen | dōnī | dōnōrum |
dat | dōnō | dōnis |
acc | dōnum | dōna |
abl | dōnō | dōnīs |
nom | rēx | rēgēs |
gen | rēgis | rēgum |
dat | rēgī | rēgibus |
acc | rēgem | rēgēs |
abl | rēge | rēgibus |
nom | nōmen | nōmina |
gen | nōminis | nōminum |
dat | nōminī | nōminibus |
acc | nōmen | nōmina |
abl | nōmine | nōminibus |
wanneer?
NOMINATIVUS
1) onderwerp, 'degene die iets doet'
servus venit - de slaaf komt
2) naamwoordelijk deel van het gezegde
Faustulus pāstor est - Faustulus is een herder
Let op: nom. ev. = vorm zoals in de woorden lijst
GENETIVUS
1) bezitter, 'degene van wie iets is' zegt iets over een ander naamwoord; antwoord op de vraag: welke ... ?
mūrus urbis - de muur van de stad (welke muur > de muur van de stad)
Let op: aan de gen. ev. kun je zien bij welke groep het woord hoort (Femina 1, Servus 2a, etc.)
DATIVUS
1) meewerkend voorwerp, 'degene aan wie je iets geeft, voor wie je iets doet, tegen wie je iets zegt'
Marcus servō dīcit - Marcus echt tegen de slaaf
2) na sommige werkwoorden (staat in woordenlijst)
deī Faustulō havent - de goden geven steun aan faustulus
ACCUSATIVUS
1) lijdend voorwerp, 'degene met wie iets gebeurt'
rēx serum vocat - de koning roept de slaaf
2) na sommige voorzetsels (staat in woordenlijst)
servus ad flūmen accēdit - de slaaf gaat naar de rivier
ABLATIVUS
1) bijwoordelijke bepaling, 'middel waarmee, reden waarom, tijd waarop'
servus puerōs gladiō necat - de slaaf doodt de jongens met een zwaard
2) na sommige voorzetsels (staat in de woordenlijst)
puerī in flūmine racet - de jongens liggen in de rivier
oefeningen:
kies de juiste vertaling van de Latijnse zin.(Deze opdrachten zijn na de woorden van 1-3). Ik wil jullie ook vragen om wel op de knop te drukken dan kan ik zien wat jullie antwoorden (wel anoniem natuurlijk) zodat ik weet of jullie het snappen met mijn uitleg ;-). Veel succes!
Reactie plaatsen
Reacties
Beste, de eerste zin bevat een typefout: fillio is incorrect, het bevat twee ll-en.
Het is heel handig, want je kan het dan weer overschrijven in je boek en dan weet je het weer.
helaas is het gister nog niet gelukt ik denk dat ik het vanmiddag wel kan doen als ik niet te veel huiswerk heb ;-)
Hey noa, Ik denk dat ik er vandaag (of morgen) wel wat extra oefeningen op zetten ;-).
Alleen zouden er nog wat meer oefeningen op kunnen?
XOXO
ik had er 2 goed, ik vind de site super handig precies wat ik zocht
XOXO